Deze ochtend was ik al vroeg op pad. Met een wegbeschrijving in mijn linkerjaszak en een kaartje van Amsterdam in mijn rechterjaszak was ik op weg naar de Gerrit Rietveld Academie. Deze keer moest ik geen boekjes gaan ophalen, nee, ik moest zelf poeslief vragen of ik heel alsjeblieft een poster voor een tentoonstelling mocht ophangen. Ik reed langs de Amstelveenseweg en even was ik in de war toen ik niet een, maar vier oversteekplekken zag voor de fietsers. Ik besloot het fietspad verder te volgen. Het was toen dat ik de Citroën garage zag met iets verderop het tankstation. Slik. Ik wist dat er nog iets verder een brug lag. Ik wist het, want ik had al een keer over deze plek gedroomd. Ja, gedroomd, je leest het goed.
Ik herinner me die droom nog levendig. Goed, misschien niet zo heel erg levendig, maar ik herinner me hem wel. We waren aan het racen op die brug met van die race auto’s. Geen formule 1 wagens, maar van die andere die je op de 24 uren races vaak ziet. Zo’n auto’s. De baan was niet helemaal verlaten, er reed nog een tram en een paar andere gewone auto’s. Ik zie het beeld nog helemaal voor mij. Het was een vreemde droom voor mij omdat hij zo ontzettend echt aanvoelde en omdat ik nu niet iedere nacht over auto’s en races droom. Niet bepaald mijn droomtopics bij uitstek.
En dus daar was ik dan opeens. Redelijk vreemde ervaring. Ik ben er vrij zeker van dat ik nog nooit langs die kant van Amsterdam ben geweest, want die kant staat niet meer op het kaartje dat ik anders gebruik. Dus… ja… Vreemd.