Gisteren vlak voor vriendin N. en ik naar het restaurant gingen, besloten we nog even langs de H&M te gaan. Haar zus was enkele dagen geleden thuisgekomen met een bloesje en ze wilde het ook hebben. Aangezien haar zusjes budget zich beperkte tot de H&M besloten we het er op te wagen. Een kijkje nemen kon geen kwaad.
Op het eerste zicht zagen we het bloesje niet meteen hangen, maar mijn oog viel wel op iets veel interessanter. Haarbanden met een lievig strikje er op. Ik trok het over mijn hoofd, legde mijn haar een beetje goed en giechelde tegen vriendin N. “Kijk! Ik ben een paasei!”. Er volgde nog twee andere haarbanden, allemaal voorzien van een strikje, maar allemaal in een andere kleur. Iedere keer maakte ik opmerkingen over paaseieren en vierjarige meisjes, tot vriendin N. plots zei: “Uhm… Eigenlijk sta je daar wel mee,”. Mijn wenkbrauwen schoten de hoogte in en ik grijnsde even. “Zwanst na ni,” zei ik platjes. “Nee, nee, kijk maar in de spiegel,” lachte ze.
Vlak achter mij stond er blijkbaar een spiegel, dus draaide ik me om en stond oog in oog met mezelf. Mijn spiegelbeeld had een strikje in haar haar. In plaats van in lachen uit te barsten zei ik: “Misschien wel ja,”. Mijn oren waarover ik zoveel complexen heb (grrr… flappies) werden nog steeds bedekt door mijn belachelijk volumineus haar (dat steek ik op de motregen, het krulde echt alle kanten uit) en mijn haar werd uit mijn gezicht gehouden. Dat laatste was vrij handig, want de laatste tijd stoorde het mij wel een beetje en met mijn rondste gezicht van Vlaanderen kan ik mij echt geen froe froe permiteren. Daardoor lijkt mijn gezicht alleen maar ronder.
“Hoeveel kost zo’n prulletje?” vroeg vriendin N. Het prijskaartje liet weten dat zo’n prulletje 1,90€ kostte. “Ok,” zei ik tegen haar, “Als ik een muntstuk van 2€ in mijn portofeuille vind, dan koop ik het, maar enkel en alleen als het een muntstuk van 2€ is, anders niets,”. Ik diepte mijn portofeuille op uit mijn tas en begon er in te neuzen. Ik ontdekte een muntstuk van 1€ tussen mijn vijfhonderdzeventwintig rosse centjes. Nee, een muntstuk van 2€ zat er niet tussen. Of toch. Daar. Onder een lading rosse muntjes. “Ha!”.
En zo kwam het dus, dat ik nog diezelfde avond op restaurant ging met een lintje met een lievig strikje in mijn haar (we hadden op ingenieuze wijze een nagelknipper gebruikt om het prijskaartje er af te knippen). En plots zag ik weer iets van de wereld. Dolletjes!
Het leven is aan de durvers he 😉
vriendinnen durven je toch aanzetten tot zo’n zottigheden, e!
Ik had flaporen als kind, en toen heb ik ze later rechtzetten.
Niet dat ik dat storend vind bij andere mensen. En het ironische is dat ik er door mijn broers pas mee gepest werd toen ze alweer weg waren. Toen pas hadden ze het door, denk ik.