Gisteren kwam Het Meneertje thuis van de crèche en zei hij “Bam!”. Niet een keer, niet twee keer, maar héél de avond lang. Bam. Dat is een woord en een klank die we nog nooit hadden gehoord en we wisten in het geheel niet wat hij er mee wilde zeggen.
Toen we uit het raam aan het kijken waren, wees hij naar buiten en zei hij “Bam!”. En nog een keer. En nog een keer.
“Bedoel je boom?” vroeg ik voorzichtig terwijl ik naar de grote boom een paar tuinen verder wees. Opnieuw wees hij naar buiten, naar het huis van een van de buren en zei hij “Bam!”. Ik keek hem fronsend aan. Hij maakte intens oogcontact en zei nog een keer “Bam! Bam! Bam!”. In stilletje vroeg ik me af of zoonlief misschien aan het veranderen was in Bamm-Bamm van de Flinstones.
“Bedoel je misschien bal? Daarmee kan je buiten spelen hé,”
“Dam?” zei hij nu vragend, alsof hij zelf niet helemaal wist of hij het woord dat hij wilde zeggen wel juist uitsprak. Maar zelfs van “dam” kon ik bijzonder weinig maken. Er zijn hier nogal weinig dammen in de buurt.
Deze ochtend aan de ontbijttafel zette hij zijn “Bam!”-avontuur verder. Hij zei het niet specifiek bij het neerslaan van zijn lepel of kom op tafel. Het was gewoon een aaneenschakeling van Bammen. Tot hij opeens zijn activiteiten staakte, voor zich uit staarde en “Oh Bam Ah” zei. Obama. Jawel.
“Wil je het nu al heel de tijd hebben over de Amerikaanse politiek en specifiek over Obama?” vroeg ik ietwat geschokt. Waarop hij doodserieus “Bam” antwoordde. Mijn 18-maander wilde het blijkbaar graag even hebben over de vorige Amerikaanse president, zo blijkt. Sja. Kijk. Zo gaat dat dan.
Bam.
Hahaha 😀 Geweldig!