En wie weet meteen ook de laatste check in, als ik heel eerlijk ben. Ha!
Om 50.000 woorden te schrijven zou je in principe iedere dag 1.666 woorden moeten schrijven gedurende dertig dagen. Die 50.000 woorden zou neerkomen op het aantal woorden van een gemiddelde roman. En op zich is 1.666 woorden per dag schrijven niet onmogelijk, maar je moet toch snel op één uur à twee uur schrijven rekenen om aan dat aantal te komen. Zelfs als je niet naleest, zelfs als je het kritische stemmetje in je hoofd afzet en gewoon gaat met die banaan, kost het je nog altijd best wel wat tijd. Tijd die ik niet altijd zomaar op overschot heb. Tijd die ik soms aan andere dingen zou willen besteden.
Ik denk dat dat mijn grootste struggle is momenteel. Tijd maken om aan dit verhaal te werken en daarvoor tijd opgeven die ik aan andere zaken zou willen spenderen. Also: ‘s avonds schrijven na een bijzonder volle dag en met een moe hoofd, dat is geen evidentie, zo blijkt. Er een blogbericht of twee uitpersen, dat lukt nog net. Maar fictie schrijven? Dat is een paar ander mouwen.
Om maar te zeggen: ik loop nu al achter op schema. Verdorie nog aan toe. De eerste vier, vijf dagen ging het, maar ik merkte dat ik moeilijk op gang kwam met het verhaal. Ik zat er nog niet helemaal in, kende de personages nog niet zo goed als ik zou willen en hoewel ik een vaag plan had voor het plot, merkte ik dat ik toch net iets meer details nodig had.
Wat uiteindelijk hielp was asynchroon schrijven. Slik. Dat is iets wat ik letterlijk nog nooit heb gedaan als het op fictie schrijven aankomt. Ik schrijf al mijn verhalen synchroon, dus van begin tot einde in de juiste volgorde. Ik heb dat altijd zo gedaan en dat werkt voor mij. Tot nu dus. Yup. Bij asynschroon schrijven, schrijf je de scènes los van elkaar en verbind je ze later. Het grote voordeel dat ik zelf merk, is dat ik de scènes kan schrijven waar ik zin in heb en dat gaat dan uiteraard een pak vlotter dan je door een scène te moeten sleuren waar je geen zin in hebt. Logisch.
Maar het zorgt er ook voor dat, eens ik begin, ik wil blijven verder schrijven. Dat is natuurlijk mooi meegenomen. En al schrijvend leer ik mijn personages beter kennen én helpen zij mij mijn verhaal verder op punt te zetten. Zo zijn er twee personages die bespreken hoe ze bij een bepaald punt moeten geraken met het schip. Ze zijn basically hun reis aan het plannen. En opeens werd het voor mij duidelijk welke tussenstops ze moesten maken en wat ze daar moesten doen. Hoppa!
Eén van die twee personages ging oorspronkelijk een man zijn, maar opeens werd het een vrouw. De naam die ik voor haar on the spot verzon, bleek zo goed bij haar te passen toen ik de betekenis er van opzocht. Het leek wel alsof zij zelf had besloten dat zij een deeltje wilde uitmaken van dit verhaal.
Het zijn zo’n momenten tijdens het schrijven waar ik van hou. Puzzelstukjes die vanzelf op hun juiste plaats lijken te vallen. Ideaal.
Ga ik het halen? Ik weet het momenteel niet. Ga ik mijn best blijven doen? Dat zeker.
Sowieso ben ik al tevreden dat ik aan dit verhaal ben begonnen. Anders zou het toch maar stof blijven verzamelen in mijn bovenkamer. Dus zelfs als ik het verhaal niet van begin tot einde afwerk deze maand en maar een paar scènes uitwerk, is er een basis waar ik op kan verder werken. En dat is al meer dan dat ik anders zou hebben gedaan. Een win is een win, hoe klein ook.
Wil je volgen hoeveel woorden ik heb geschreven? Ik hou via Trackbear bij aan hoeveel woorden ik zit. Ga dus gerust af en toe eens hier kijken om te zien hoe ik er voor sta. Aanmoedigende woorden en aanverwanten zijn uiteraard ook altijd welkom.